“Samen strijden we tegen zeldzame spierziekten” “Samen strijden we tegen zeldzame spierziekten”
28-09-22

Wat is Lama2-MD?

Lama2-MD (early-onset Lama2-Muscular Dystrophy) is een zeer zeldzame genetische aandoening, die wordt veroorzaakt door een mutatie in het LAMA2 gen. Deze aandoening wordt ook wel MDC1A (Merosin-Deficient Congenital Muscular Dystrophy) genoemd. Er zijn op dit moment zo’n 26 patiënten in Nederland bekend met deze ziekte. Wereldwijd wordt de frequentie op ongeveer 1/30,000-100,000 personen geschat.

Lama2-MD valt onder de congenitale spierdystrofieën, oftewel een aangeboren spierziekte. De afwijkingen van de spier(en) zijn al in aanleg aanwezig. Vaak is in het eerste levensjaar zicht- en merkbaar dat er iets mis is met de spieren en soms ook met de gewrichten. Congenitale spierdystrofie wordt veroorzaakt door genetische defecten waarbij belangrijke spiereiwitten worden aangetast. De meeste vormen van CMD zijn autosomaal recessief erfelijk: beide ouders zijn dan drager van de ziekte, ze hebben beiden het gendefect dat de ziekte veroorzaakt. Ze hoeven zelf de ziekte niet te hebben. Kinderen van twee dragers kunnen gezond zijn (25%), gezond maar drager zijn (50%) of de ziekte erven (25%).

Het LAMA2-gen codeert voor het eiwit laminine α2. Laminines hebben hun functie in het netwerk van eiwitten en andere moleculen in de ruimten tussen cellen en weefsels (de extracellulaire matrix). Daar reguleren laminines celgroei, celbeweging (motiliteit) en aanhechting van cellen aan elkaar (adhesie). Ze zijn onderdeel van basaalmembranen die cellen in weefsels scheiden en ondersteunen. Laminine α2 is vooral belangrijk voor de spieren die worden gebruikt voor beweging (skeletspieren). Laminin 2verbindt mede de eiwitten in de extracellulaire matrix met het membraan van spiercellen, wat helpt de functie en stabiliteit van spiervezels te behouden.

Hoe uit Lama2-MD zich?
Kinderen bij wie Lama2-MD is vastgesteld, hebben last van verminderde spierspanning en spierzwakte en de meesten kunnen niet zelfstandig lopen en hebben ook problemen met grove en fijne motoriek. Hierdoor bereiken deze kinderen belangrijke motorische mijlpalen vaak later dan anderen. Patiënten kunnen ook problemen krijgen met hun ademhalings- en slikspieren, waardoor de ademhaling vooral ’s nachts ondersteund moet worden, en zij gewicht verliezen als gevolg van eetproblemen. Infecties zijn hierdoor zeer gevaarlijk en in het ergste geval overleven patiënten de kindertijd niet. Motorische functies blijven voor de meeste kinderen tijdens de kindertijd stabiel, maar het gebrek aan spierkracht in combinatie met lichamelijke groei leidt bij velen tot contracturen of een abnormale kromming van de rug (scoliose). Toch zijn er ook enkele mildere vormen bekend en zijn er in Nederland meerdere volwassen patiënten met deze spierziekte.

Kinderen met Lama2-MD kunnen een waardevol en gelukkig leven leiden in hun eigen sociale omgeving. Echter door de zeldzaamheid hebben veel clinici nog nooit van deze ziekte gehoord en hebben ze ook nog nooit een MDC1A-patiënt gezien. Dit betekent dat soms geen of een verkeerde diagnose wordt gesteld en er onduidelijkheid is over de behandelingsmogelijkheden, die de kwaliteit van leven het beste waarborgen. Wat betreft de behandeling van de ziekte, wordt fysiotherapie sterk aanbevolen om contracturen te voorkomen en de kwaliteit van leven te behouden. Het monitoren van ademhalingsfuncties in de nacht is belangrijk om te evalueren of een zuurstofmasker benodigd is.

Helaas bestaat er (nog) geen genezing voor deze spierziekte. Onderzoek richt zich momenteel op het herstellen van het LAMA2-gen of het reactiveren van Laminine 1 expressie, dat de functie van Laminine 2 kan overnemen. Dit kan door gentherapie, door middel van medicatie of door stamceltherapie. Bij deze stamceltherapie worden de eigen spierstamcellen van de patiënt gecorrigeerd en terug ingebracht in de patiënt.

Hoe wordt een diagnose gesteld?
Vaak wordt Lama2-MD al in de eerste zes maanden na de geboorte en meestal voor het derde jaar vastgesteld. Als een baby een lage spierspanning heeft – als het een “slappe” baby is – kan een arts een aantal testen uitvoeren om een juiste diagnose te stellen. Eerst kan het niveau van spierenzym (het creatinekinase of ck) worden gemeten. Bij meer dan 75% van CMD is het ck-niveau vijf tot twintig keer hoger dan normaal. Maar ook dan dient de diagnose nog te worden bevestigd door een spierbiopsie. De volgende aanwijzingen kunnen op een CMD duiden:

  • de spiervezels hebben een grote variatie in afmetingen. Normaal zijn ze ongeveer gelijk;
  • sommige spiervezels zijn vervangen door vet of vezelachtig weefsel. Een zekere hoeveelheid vet en vezelachtig weefsel is normaal in spieren, maar bij kinderen met een CMD is deze hoeveelheid veel groter;
  • sommige spiervezels zijn gedegenereerd (afgebroken).

Bij merosine-negatieve CMD kan ook een huidbiopsie in plaats van een spierbiopsie worden gebruikt bij de diagnosestelling. Bij een huidbiopsie wordt onder plaatselijke verdoving een klein stukje huid weggenomen. Soms wordt er een elektromyografie (EMG) uitgevoerd voor er een spierbiopsie wordt genomen. Ongewone meetresultaten kunnen aanwijzingen zijn voor problemen met spieren of zenuwen. Een EMG geeft een globale indicatie van een spierprobleem; een spierbiopsie wordt uitgevoerd voor een preciezere diagnosestelling. Genetisch onderzoek kan in sommige gevallen een diagnose bevestigen.